Rasontwikkeling

Tussen het maken van een kruising tot de commerciële ontwikkeling ligt een periode van ongeveer 10-12 jaar.

Er wordt begonnen met het bepalen van de kweekdoelen; consumptie(export) of zetmeel.


Op basis van landbouwkundige- en resistentie-eigenschappen worden de kruisingsouders uitgezocht.


In het voorjaar komen deze planten in de kas.


Er wordt gebruik gemaakt van bestaande rassen maar ook van zaailingen uit het eigen kweekprogramma.


We maken ongeveer 100 kruisingen per jaar.

Na een succesvolle kruising zal de plant bessen aanmaken waarin de zaden zitten.



De zaden worden uit de bessen gehaald en bewaard tot het volgend jaar voor uitzaai in de kas.

Na uitzaai en verspenen in het voorjaar wordt ca. 15 weken na uitzaai 1 knolletje per plant geoogst.

Jaarlijks wordt gestart met ca 3.500 nieuwe zaailingen.

In de daaropvolgende jaren worden de klonen in het veld beoordeeld op hun eigenschappen; ontwikkeling, looftype, opbrengst, knolaantal, sortering enz.


Tevens worden eigenschappen als zetmeelopbrengst, frites-, chips- en smaakeigenschappen beoordeeld.

De eerste jaren vindt selectie plaats op drie proefveldlocaties in Nederland. De beste klonen worden hieruit geselecteerd en gaan door voor verdere beproeving.

Tevens worden reeds in een zeer vroeg stadium potentiele klonen in het laboratorium onderzochtop resistenties tegen aardappelmoeheid en wratziekte.


In latere stadia worden eigenschappen als phytophtora-, virus-, en schurftresistenties bepaald.

Vanaf het 4e jaar worden klonen aangeboden aan diverse handelshuizen en geplaatst op proefvelden door heel Europa.


Wanneer na jaren een kloon is overgebleven wordt deze aangemeld voor onderzoek door de overheid met als doel opname in de Nationale en Europese rassenlijst. Hierdoor worden het ontwikkelde ras beschermd met het kwekersrecht.


De klonen worden gedurende jaren beproefd en getoetst op diverse eigenschappen. De belangrijkste eigenschappen zijn:

* Stabiele hogere opbrengst onder uiteenlopende groeiomstandigheden
* Am resistenties (Ro1,2,3,4,5 en Pa 2,3)
* Wratziekte resistenties (fyio's 1,2,6, 8, 18 en 38)
* Phytophthora resistentie in loof en knol
* Weinig vatbaar voor schurft
* Pootgoedvermeerdering en selecteerbaarheid
* Zetmeelgehalte/ droge stof gehalte
* Bewaarbaarheid

* Kwaliteitseigenschappen als koken, frites en chips